De HEER is mijn herder
O, ik ben dus een schaap. Wat vind ik daar van? Wat zie ik, wat denk en wat voel ik daarbij? Eigenlijk best lekker warm met zo’n gezellig wolletje. Knus gevoel. Dus Jezus, de Heer is een herder? Hij was toch timmerman? Ok, ok, ik ben ook nog nooit een echt schaap geweest. Zo gaat dat met beeldspraak.
Jezus is de herder van de kudde waar ik bij hoor. Ik ben dus niet alleen. Naast mij staan allerlei andere schapen. Allemaal een schaap dus. De één is niet meer of minder dan de ander. We zijn gewoon lekker schaap met z’n allen. Daar staan dus ook gewoon Joyce Meyer en Joseph Prince naast mij in de kudde? Mm …dat is even een nieuwe gedachte voor mij. Klaarblijkelijk dacht ik dat ik minder dan hen was. En nu zijn we allemáál een schaap. Dat is een eyeopener!
Het ontbreekt mij aan niets.
Wat een lekker gevoel. Ik hoef me dus geen zorgen te maken. Er daalt rust in mijn hart. Het ontbreekt mij aan niets. Daar haal ik opgelucht adem van. Dat geeft me ruimte.
Hij laat mij rusten in groene weiden.
Ik stel me dat voor, een heerlijke groene weide waar ik mag rusten van Hem. Heerlijk liggen in het gras of wat knabbelen aan een polletje.
En voert mij naar vredig water.
Ik hoor het water kabbelen. Ik voel de vrede daar op dat moment.
Hij geeft mij nieuwe kracht.
Ja, dat heb ik nodig, nieuwe kracht om weer verder te gaan. En ik voel dat ik die kracht nu krijg en steeds weer zal krijgen als ik weer naar deze plek ga, naar mijn Herder.
En leidt mij langs veilige paden tot eer van zijn naam.
Wat heerlijk om een herder bij me te hebben die mij samen met de anderen leidt langs veilige paden.
Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij, uw stok en uw staf geven mij moed.
Ik zie een donker smal dal tussen twee rotswanden voor me, en samen met mijn medeschaapjes loop ik er tussen door. De herder heeft een stok en een staf. Hij kan mij sturen door een liefdevol prikje met z’n stok als ik de verkeerde kant op wil gaan. Of als ik door moet lopen. Hij heeft een staf om me uit een kuil te helpen. Ik voel me veilig.
We vormen een file van witte pluizige bollen op weg uit het dal. We zien het licht al in de verte.
En het komt zeker goed, want de herder is erbij.
U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand, u zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.
Ik heb op tv gehoord dat schaapjes veel van eikels houden. Dus ik visualiseer wollige schaapjes die lekkere eikeltjes eten, over elkaar heen buitelend van plezier. Ik zie ook de vijand, wolven, die loeren naar al die lekkere schaapjes. Ik weet dat zij ons niets kunnen doen, want de herder is bij ons.
Er is genoeg te eten en te drinken. En de herder verzorgt ons met olie, zodat we gezond blijven.
Geluk en genade volgens mij alle dagen van mijn leven. Ik keer terug in het huis van de Heer tot in lengte van dagen.
Geluk en genade. Wat een fijne woorden. Ze volgen mij. Dus als ik ze kwijt ben zullen zij me weer vinden. Wat heerlijk.
En dankzij de Herder zal ik altijd weer veilig terugkomen in de schaapskooi.